Mensen lijken elkaar tegenwoordig steeds minder te gaan vertrouwen. Relaties lopen hierdoor sneller vast en verhoudingen met andere mensen zijn minder hecht dan vroeger. Hoe kan dit? Vertrouwen groeit slechts mettertijd, het vergt geduld, standvastigheid en lange adem. Dit zijn echter precies de eigenschappen die in de moderne tijd juist niet gedijen. Bindingen zijn er op zijn hoogst nog “tot zolang het duurt”. Vandaar dat het wantrouwen in de moderniteit als het ware zichzelf aanwakkert. Het vormt een inherent bestanddeel van onze tijd, en daarmee van onszelf.
Identiteit
Het hoofdprobleem is dat ‘het zelf’ zichzelf niet meer vertrouwen kan. Het weet namelijk niet zo goed meer wie of wat ‘het zelf’ is. De moderniteit eist van de individuele mens dat hij een ‘identiteit’ heeft. Zo’n identiteit is echter slechts een ster in de verte, die niemand in de moderne tijd nog van dichtbij heeft gezien.
Jezelf blijven
Een gelijk-blijven-aan-jezelf is in strijd met de moderniteit, waarvan verandering en voortdurende vernieuwing de wezenstrekken vormen. Daardoor raakt de enkeling steeds meer in een toestand van innerlijke verscheurdheid, en het komt steeds vaker voor dat een ik zichzelf radeloos en met diep wantrouwen bejegent: “Ik ben een vreemde voor mezelf”. Dat heeft tot gevolg dat ook de vertrouwelijke band met anderen niet meer vanzelf tot stand komt.
Jezelf in de hand hebben
Zelfvertrouwen groeit bij wie zichzelf in de hand heeft. Het berust op een goede omgang met jezelf, en het vermogen jezelf te beinvloeden. Eigenschappen zoals oprechtheid, bestendigheid en volharding worden dan mogelijk, eerst in de verhouding tot zichzelf en op basis daarvan ook in de verhouding met anderen. Op die manier ontstaat een nieuw vertrouwen. Voorwaarde is wel dat je het beschouwt als iets waaraan je zowel in de omgang met jezelf als met anderen moet werken: een ideële werkzaamheid, die minstens evenveel aandacht en kracht vraagt als elke materiele werkzaamheid.
Bron: MVLife: “De kunst van het wantrouwen”